Over ziektes bij planten

Voorjaar op de Ringdijk, met wilde peen, ridderzuring en berenklauw, Amsterdam, 9 maart 2020

Verhalen, recepten en leestips waar je misschien wat aan hebt in deze vreemde tijd

We zitten midden in een pandemie. Wat betekent dat voor ons? Wat zijn de gevolgen en hoe gaan we ermee om? 

Er is wellicht meer tijd voor achterstallige klusjes, voor lezen en om een wandelingetje te maken.

En te experimenteren met mijn recepten.

Hoe gaan planten met ziektes en epidemieën om?

Planten hebben net als dieren een goed werkend afweer- en  immuunsysteem, om zo de aanvallen van bacteriën, schimmels, virussen en andere ziekteverwekkers te overleven.

Wij planteneters profiteren daarvan want deze immuunstoffen werken ook bij ons.
Daarom is het voor ons gezond om veel planten te eten.
Dit is ook de reden dat onze oudste geneesmiddelen uit planten gewonnen werden.
Daarnaast vormen zij natuurlijk een bron van vitamines en mineralen.

Immuunsysteem bij planten

Vier planten uit onze directe omgeving met een goedwerkend immuunsysteem zijn: 

  • De wilg maakt salicylzuur; bij de plant en de mens werkt deze stof -beter bekend als aspirine- helend;  zie voor meer hierover Aspirine heelt ook planten,
  • de weegbree bevat stoffen (flavonoïden) die virussen en bacteriën remmen plus een andere stof (een polysaccharide fractie) die het immuunsysteem versterkt, bij de plant zelf en bij de mens. Zie hier het verhaal over de weegbree,
  • in raapzaadzitten antibacteriële mosterdglycosiden. Je kunt er lekkere chips van maken.
  • de den bevat etherische oliën, deze zijn behalve heel smakelijk ook ontstekingsremmend  en antimicrobieel.

 

Weegbree
Den

Vluchtige organische stoffen

Daarnaast hebben planten een systeem om elkaar te waarschuwen als ze worden belaagd door micro-organismen -zoals  virussen, bacteriën en eencelligen – of dieren die hen op willen eten.

Ze doen dat door het afgeven van vluchtige organische stoffen. Dit kunnen specifieke of algemene vluchtige stoffen zijn.

Zoals de den op luizenvraat reageert door een specifieke stof te maken die juist die roofinsecten lokt die deze luizen graag eten!

Slim hè, deze effectieve samenwerking!

Tenminste als je van slim kunt spreken bij planten, wezens zonder bewustzijn of centraal zenuwstelsel.

Ik vind van wel.

 

In het boek “What a plant knows” ziet bioloog Daniel Chamovitz het zo dat de aanmaak van vluchtige stoffen bedoeld is voor de niet aangevreten delen van de plant zelf, maar dat de buurplanten hier ook van profiteren.

Deze samenwerking tussen planten komt ook in “Plantaardig -Vegetatieve filosofie” van Wouter Oudemans aan de orde.

Ook Dave Goulson schrijft er in zijn nieuwste boek “De Tuinjungle” weer heel boeiend over.

Algemene vluchtige stoffen worden door aangevreten planten geproduceerd om hun soortgenoten te waarschuwen. Buurbomen nemen deze vluchtige stoffen waar, tenminste als deze stof ze bereikt, dus met de wind mee.

Bijvoorbeeld door de waarschuwing van aangevreten acacia’s hebben buurbomen allang bitterstoffen aangemaakt waardoor ze ineens veel minder lekker zijn. 

Om te kunnen eten moeten rondtrekkende kuddes zebra’s, giraffen, impala’s en andere Afrikaanse planteneters daarom tegen de wind in lopen tot ze een boom tegenkomen die nog van niks weet.

 

Epidemieën

De grote vraag is nu of planten hiermee soortgelijke epidemieën zoals de Corona-pandemie kunnen tegenhouden. Dat hangt er helemaal van af hoe veel potentiële ‘patiënten’ er zijn. Het wordt de ziekteverwekker wel heel erg makkelijk gemaakt als hij meteen kan overstappen op de volgende patiënt.

In mijn blog over de eikenprocessierups  schreef ik:

“monoculturen vormen een groot risico op epidemieën”.

Waar veel mensen dicht op een kluitje zitten is het risico het grootst.

Blijf een beetje uit elkaars buurt, is de boodschap.

En drink veel thee en eet veel groentes.

Wilde peen

Voorjaar


Door al deze hectiek vergeten we misschien wel om op te letten wat een prachtig voorjaar het is.

Je ziet op deze foto de bloemknop van de wilde peen, met de kenmerkende groene omwindselblaadjes die straks na de bloei als een vogelnestje om de vruchten buigen.

Veel te vroeg want zijn officiële bloeitijd is juni-herfst.

Eigenlijk hebben we dit jaar de winter overgeslagen, we zijn rechtstreeks van een natte en winderige herfst de lente in gelanceerd.

Qua temperatuur tenminste.
Hoe bepalen planten wanneer ze bloeien?

Daglengte speelt een hele belangrijke rol. Planten zijn namelijk in staat daglengte te meten. Ze baseren het moment van hun groei en bloei op daglengte.

Maar deze winter bleven er planten doorbloeien.

Op 1 januari telde ik bij de Heumense Schans wel 12 verschillende bloeiende planten, waaronder look zonder look, paarse dovenetel, vogelmuur, bezemkruiskruid en Sint-Janskruid.

En een dag later rond de Surfplas in Reeuwijk zelfs nog een meer: onder andere speenkruid, groot hoefblad, ridderzuring.

Temperatuur heeft dus ook invloed op groei en bloei, in deze zachte winter.

Als je wilt weten wat de daglengte is op een bepaalde dag, kijk dan Zonsopgang en Zonsondergang. Voor mij heel handig bij het plannen van een rondleiding.

Omdenken

In deze tijd waar alles anders loopt dan ik had gepland, probeer ik zoveel mogelijk buiten te zijn en de natuur te zien.

Ik pas het Omdenken (Berthold Gunster) toe en probeer de kansen aan te grijpen die me nu geboden worden, zoals tijd voor opruimen, en verwerf inzichten zoals de herwaardering van mijn contacten.

Ik zie ook dat iedereen meer compassie voel en meer aan zijn buren denkt.

Hopelijk is de herwaardering voor cruciale beroepen (zorg, onderwijs, vuilnisophalers, winkeliers) blijvend. En gaan we elkaar en de natuur op een nieuwe manier zien en waarderen.

Saskia van de Hortus verwoordde gisteren in haar brief haar tip aan ons heel goed, vond ik:

‘Genieten van de natuur, je verbonden voelen met de natuur (al is het maar het lieveheersbeestje op je zolderraam) sterkt je verbinding met je eigen natuur en werkt helend. Ook in deze tijd. Juist in deze tijd.’

Dank je wel, Saskia!

 

Raapzaad

Komende weken kun je zelf op pad, in je eigen buurt.

Heb je tijd en zin in kokkerellen? Ik heb een heerlijk recept voor chips van jong blad van raapzaad. Heel gezond en lekker! En er is nu veel jong blad te vinden.

Wil je online een uiterst boeiend essay lezen over hoe goed het voor je is om buiten in de natuur zijn? Dat raad ik Van buiten word je beter  van Universiteit Wageningen (WUR).

Raapzaad

 

Raapzaad Brassica rapa

Door de zachte winter komt de raapzaad nu overal in de bermen met flinke scheuren omhoog.

Bovenaan de stengel waren een week geleden nog knoppen te zien, vanmiddag zag ik al overal bloemen.

Raapzaad herken je aan de bloemknoppen.

Ze zitten onder de geopende bloemen.

Raapzaad
Raapzaad

Bij zijn broertje koolzaad steken de knoppen juist boven de bloemen uit.

Een tweede verschil is hun bladvoet. 

Zoals je op de foto ziet is die bij raapzaad volledig stengelomvattend.

Bij koolzaad maar voor de helft. Derde verschil: de bovenste bladeren bij raapzaad zijn blauwgroen van kleur, bij koolzaad is het minder blauw.

Tot slot: de gele kroonblaadjes in de bloem zijn vrij smal en overlappen niet bij de raapzaad; bij koolzaad zijn ze breder en overlappen wel.

Kleurige herfst – geluk en natuur gaan samen

Toverhazelaar

Toverhazelaar

Arboretum Notoarestoen Eenrum,
17 oktober

foto’s Eveline van Dijck

Eergisteren zag ik in Groningen wel een heel uitbundig verkleurende Toverhazelaar! Echt betoverend.

Het leuke van deze boom is dat je de verkleuring als het ware ziet gebeuren.
Elk blad heeft een eigen tempo van verkleuring.

Het proces begint bij de rand. De verkleuring gaat van groen naar geel, dan via oranje naar rood en dan sterven de cellen af en worden droog en donkerbruin.


Toverhazelaar

De verkleuring begint aan de rand, omdat de vaten die water en mineralen aanvoeren daar het kleinst en dunst zijn. Daar zal de aanvoer het eerst afnemen als de boom als voorbereiding op de winter ook een deel van de wortels laat afsterven.

Dat het ene blad meer verkleurt dan het andere, is afhankelijk van waar het blad zich bevindt aan de boom. De buitenste bladeren kleuren het eerst omdat ze meer zonlicht vangen en meer aan kou zijn blootgesteld. De binnenste bladeren liggen beschut aan de binnenkant en blijven langer groen.

Het geel is het hele jaar door aanwezig in het blad, maar wordt pas zichtbaar bij de afbraak van het bladgroen tot een oplosbare stof. Zo kunnen de kostbare mineralen en energie toch worden verplaatst naar de stam en wortels, waar het wordt opgeslagen totdat de lente komt.

De rode kleur is anthocyaan – een plantaardig zonnebrandmiddel – het wordt actief door het blad aangemaakt, zo beschermt het zich tegen kou en zonlicht.

Wil je er nog meer over weten? Lees deze duidelijke uitleg er maar op na.

De toverhazelaar komt uit Noord-Amerika. Het verhaal gaat dat de indianen van het hout een magische wichelroede maakten waarmee ze goud vonden.

Omdat het blad lijkt op de inheemse hazelaar, kreeg de boom in Europa de naam hazelaar erbij.

En omdat aan deze inheemse hazelaar ook al magische eigenschappen werd toegedicht (ik vermoed vanwege de medicinale werking). kreeg de Noord Amerikaanse hamamelis de naam Toverhazelaar.

Dijkje Bovenkerkerpolder


“Gelukkige mensen zijn vaker in de natuur”

Deze kop stond een tijdje terug in de krant.
Britse wetenschappers hebben in een onderzoek met 20.000 mensen aangetoond dat iedereen die minstens 2 uur per week in de natuur is, zich gezonder en tevredener voelt.

Worden mensen gezond en gelukkig van het buiten zijn?

Gaan ze vaak naar buiten omdat ze gelukkig en gezond zijn?

Of speelt er nog iets anders mee, zoals rijkdom, leeftijd en gezondheid?

Een cynicus zegt al gauw: ja logisch rijke/jonge/gezonde mensen hebben tijd om buiten te zijn en zijn gelukkig omdat ze rijk/jong/gezond zijn.

Het onderzoek laat zien dat de samenhang tussen natuur, gezondheid en geluk voor alle groepen geldt:

zowel rijk als arm, jong en oud, gezond en ziek.

Dus ben je even een tijdje niet zo gelukkig? Doe de proef op de som.

Lees t hele artikel.

Jonge geschubde inktzwam

Geschubde inktzwam 

Jonge geschubde inktzwam: niet zo moeilijk te herkennen.

 

In de herfst vragen mensen mij tijdens wildpluktochten vaak welke paddenstoelen eetbaar zijn.

Meestal ben ik nogal terughoudend want er zijn heel veel soorten in Nederland (ruim 5000!) en de eetbare soorten zijn voor de leek makkelijk te verwarren met oneetbare.

De geschubde inktzwam vindt je in gras langs wegbermen, in bossen en weilanden.

Tot in de late herfst.

Zo lang de plaatjes wit zijn, zijn ze prima eetbaar.

De smaak is heel lekker.

Het is een algemene soort dus als je er een heleboel ziet staan, kan je er best wat plukken voor eigen gebruik.

Snel na het plukken klaarmaken!

Wanneer je op de volgende 6 kenmerken let, dan weet je dat het de jonge geschubde inktzwam is en kun je haar niet verwisselen met giftige soorten.

 

 

  1. De smalle hoge witte hoed, met een bruinig vlekje bovenop in het midden.
  2. De duidelijke schubben die ontstaan uit het velum, dat is het vlies wat om de piepjonge paddenstoel zit.
  3. Witte plaatjes aan de binnenkant van de hoed.
  4. De steel is wit en hol (en ook eetbaar)
  5. De geur: licht en aangenaam.
  6. Als de geschubde inktzwam ouder wordt gaat het rokje uitstaan en verkleurt via roze naar zwart. Er hangen druppels ‘inkt’ aan de rand van de hoed.

Let op! Als er geen schubben op zitten, kan het de kale inktzwam zijn. Die is wel eetbaar, maar geeft in combinatie met alcohol onprettige verschijnselen, zoals misselijkheid.

Ragout en soep recept met inktzwam

Kindje op Oma’s schoot

Kindje op Oma’s schoot


De afgelopen weken ben ik tijdens mijn vakantie verrast en verblijd door de mooie, grappige en bijzondere natuurobservaties.

Jullie wellicht ook.

Soms moet je twee keer kijken om iets goed te zien!

 

Vanmorgen zag ik in mijn vensterbank een knobbeltje op een van de broedknoppen van een Kalanchoë. Toen ik nog eens goed keek zag ik dat het een broedknop op een broedknop was!

Dus in de bekende benaming van Kindje-op-moeders-schoot, is dit een Kindje-op-moeders-schoot-op-oma’s-schoot.

In het Engels zeggen ze Mother of Millions. Dat is een beetje overdreven, maar het kunnen er wel veel worden.

Klopt het wel dat er hier sprake is van een moeder-kindrelatie?

Kan je het ouderschap van een plant vergelijken met dat van een dier, of is dit een antropomorfisme, het toeschrijven van menselijke eigenschappen aan dieren en planten.

Bij dieren is er meestal maar één manier om meer exemplaren van een soort te krijgen: de geslachtelijke voortplanting, waarbij de eigenschappen van beide ouders worden gecombineerd in een nieuw individu: hun nakomeling.

 

Hierop zijn wel uitzonderingen in het dierenrijk zoals wormen, sponzen en bijen. Wormen kunnen zich in tweeën splitsen.

Bij sponzen kan zelfs iedere cel uitgroeien tot een nieuwe spons als je ze door een mixer haalt.

Bij de bijen legt de koningin onbevruchte eitjes waaruit de darren (mannetjesbij) komen en bevruchte eitjes waaruit de werksters en nieuwe koninginnen ontstaan. Dus de dar heeft geen vader maar wel een opa; de vader van de koningin.

Bij planten is er keus uit twee manieren, naast geslachtelijk kan een plant zich ook ongeslachtelijk vermenigvuldigen. Stekken, uitlopers, scheuten, vermeerdering van bollen en knollen kan allemaal zonder tussenkomst van stuifmeel, eicellen en bijen gebeuren. Genetisch is de nieuwe plant identiek aan de ouder.

Voordeel hiervan is dat een plant in zijn eentje kan vermeerderen; nadeel hiervan is dat er geen nieuwe combinatie van eigenschappen kan ontstaan die beter aangepast is aan de omstandigheden. 

 

Dus het plantje op de foto is geen echt nieuw individu. Want alle erfelijke eigenschappen van het nieuwe plantje zijn identiek aan de moederplant. Dus het is geen kindje en geen kleinkind maar een kopie van de ‘moeder’. Dat heeft gevolgen voor het begrip individualiteit.

Bij een dier is ieder jonggeboren individu uniek door de combinatie van eigenschappen van vader en moeder.

Bij een plant zijn er na ongeslachtelijke voortplanting allemaal genetisch identieke exemplaren. Ze onderscheiden zich wel door hun verschillende standplaats en hun unieke geschiedenis.

Kan je dit individuen noemen?

Ik vind van wel, want ook een eeneiige tweeling verschilt. Iets om nog eens meer over na te denken.

In Amerika is een stokoud bos van ratelpopulieren, een kleine 50.000 bomen op bijna 50 hectare.

Het blijkt dat deze bomen allemaal uit één enkele boom zijn ontstaan. Het bos van identieke bomen wordt Pando genoemd, dat betekent: ik breid mij uit.

Helaas wordt het bos bedreigd door vraatzuchtige herten wiens natuurlijke vijand in aantal is achteruit gegaan.

Hopelijk valt het mee want een duizenden jaren oud bos heeft vast al meer meegemaakt.

(foto Cirkels van Jannink, 7 augustus, foto: Eveline van Dijck / YOYmedia)

Cirkels van Jannink

Cirkels van Jannink
7 augustus, foto: Eveline van Dijck / YOYmedia

Tijdens de IVN Zomerweek maakten we de hei vrij van jonge berken en dennen. Door de vele stikstof verandert de hei anders in een bos. Deze dennenscheuten kun je prima verwerken tot:

Zo zijn de dennen niet voor niets gesneefd.

Over cultuurvolgers en woekerplanten

Pioniers en opvolgers

Hier een verhaal wat ik al lang met jullie wil delen. Heb je even? Nog niet zo lang geleden, tot 10.000 jaar geleden, hadden onze voorouders geen vaste woon- en verblijfplaats. Ze zwierven in groepjes over de wereld om als jagers-verzamelaars aan voedsel te komen en kwamen af en toe ook in Nederland. Totdat ze bleven, boer werden en planten uit andere gebieden zaaiden en verzorgden. Of per ongeluk meebrachten.  En zo de inheemse flora beïnvloedden. Ook plantensoorten zwerven. Iedere nieuwe soort verkast van tijd tot tijd omdat de omstandigheden veranderen.

Geen plantensoort blijft eeuwig op een en dezelfde plek. Dat kun je mooi zien als je een kaal stuk land hebt en afwacht wat er gaat gebeuren. Eerst komen de pioniers, zoals wilgenroosje, straatgras en berk. Deze hebben veel en licht zaad met lange kiemkracht, waarmee ze zich makkelijk kunnen verspreiden (‘onkruid’).

Dit proces wordt successie genoemd. De pioniers zoeken een nieuw stuk leeg land. Als wij in de grond wieden of schoffelen verstoren we het natuurlijke successie-proces, en blijven de pioniers komen.

Planten reageren op mensen.

  • Sommige planten gedijen goed op voedselrijke landbouwgrond. De cultuurvolgers. Ook voor hun verspreiding maken ze gebruik van mensen.
  • Andere schuwen de mens,  de cultuurvlieders.

Archeofyten

Nieuwe neofyten
Oude cultuurvolgers van vóór 1500 heten archeofyten, de nieuwe neofyten.

De typisch Nederlandse akkeronkruiden – zoals korenbloem, klaproos, korrelganzevoet, ringelwikke, smalle weegbree, wilde haver, bolderik en kroontjeskruid – en tamme kastanje, grauwe els, vlier en brandnetel zijn archeofyten. Zelfs de grote zandkool, door velen wel ‘inheemse rucola’ genoemd is een archeofyt. Als je het niet wist, zou je niet denken dat dit ooit vreemdelingen waren. Ze zijn volledig ingeburgerd. Net als wij trouwens.

Aanpassen
De beruchte Japanse duizendknoop, de reuzenbalsemien en de reuzenberenklauw, neofyten, doen het buitengewoon goed in onze tuinen en daarbuiten. Hun natuurlijke vijanden zijn niet mee verhuisd.Soms wordt dat na eeuwen alsnog rechtgezet. Zo weet na 500 jaar de Turkse paardenkastanje-mineerders-mot eindelijk de paardenkastanje te vinden! En soms passen inheemse vraatdieren zich aan en leren nieuwkomers te eten zoals Amerikaanse vogelkers.

Woekeren
Andere woorden voor neofyt zijn exoot, verwilderd, ingeburgerd of adventief. Door overdadig gebruik van stikstof uit te veel mest gaan sommige planten snel groeien. Woekeren is de term hiervoor als dat niet welkom is. Niet alleen exoten maar ook de inheemse braam. Als de mineralen uit de bodem minder worden, gaat de plant minder hard groeien. Wat de Nederlandse flora is wordt steeds opnieuw vastgesteld. Planten die zich hier in het wild handhaven worden toegevoegd.

Wil je weten of een plant inheems, archeofyt of neofyt is, kijk dan op de Floron Verspreidingsatlas

Zwartmoeskervel,
Smyrnium olusatrum
op

Texel 16 juni
(Foto Joyce Landvreugd)

De zwartmoeskervel op de foto is een archeofyt. Het is een van oorsprong Mediterrane soort die ruim tweeduizend jaar geleden al volop gekweekt en gegeten werd. Want hij is lekker, voedzaam en makkelijk te kweken.

Qua smaak lijkt hij op selderij en peterselie. De plant is waarschijnlijk met de Romeinen naar ons land gebracht. Hij houdt van voedselrijke vochtige grond. Je kan hem makkelijk zelf opkweken uit zaad. Alle delen van de plant zijn eetbaar, de jonge scheuten, de stengel, wortel en het blad. In Nederland is hij zeer zeldzaam (Rode lijst, dus niet plukken), hij komt alleen op Texel voor.Oogst hem dus alleen in je eigen tuin. In het wild zie je hem veel in het zuiden en zuidwesten van Engeland en aan de Franse Atlantische kust.

Eikenprocessierups
De media storten zich op de eikenprocessierups. Van de week had ik een gesprek met een tobbend jongetje. Hij kon niet meedoen met mijn wandeling omdat hij niet had kunnen slapen en zich ziek voelde. Hij wilde alles van me weten over de eikenprocessierupsen. Toen hem duidelijk werd dat je er niet dood aan gaat, huppelde hij vrolijk naar buiten.

Hoe komt het dat er dit jaar zoveel rupsen zijn? Het is niet alleen de gestegen temperatuur, maar ook hoe we de eik aanplanten in Nederland. Van nature staat een eik vaak alleen op arme grond. Zoals op de foto. 

Wanneer we mooie eikenlanen aanplanten, creëren we een monocultuur. Veel planten van dezelfde soort bij elkaar trekken veel insecten aan die er graag van eten en zo krijg je een plaag. Dus de eikenprocessierups is ook een cultuurvolger. Als je akkers zou maken met 10 of 20 verschillende gewassen, dan waren er geen bestrijdingsmiddelen nodig. Ik kan niet wachten tot het zover is…

 

Het geheim van de bol

De meeste andere planten maken eerst bladeren, met die bladeren maken ze voedsel. En dat voedsel wordt gebruikt voor de fabricage van bloemen.

Het geheim van de bol is dat het voedsel dat vorig jaar door de bladeren is gemaakt, er de hele winter in bewaard is om vroeg in het voorjaar gebruikt te worden voor de bloei.

Het voordeel van de vroege bloei is dat er weinig andere bloemen zijn en er dus veel insectenbezoek is.

Heel goed voor de bestuiving en bevruchting.

 

Het is volop lente en dat is overal om ons heen te zien.

De eerste bloemen die zich in het voorjaar laten zien zijn de bolgewassen.

De meeste andere planten doen er veel langer over om tot bloei te komen.

Wat is het geheim van de bol?

Hoe slagen ze erin om al zo vroeg in het jaar zo mooi te bloeien?

Want reken maar dat het energie kost om zo’n bloem te maken, de helder gekleurde kroonbladeren, de geurstoffen, de stampers met het stuifmeel, de meeldraden en soms ook nog nectar. 

Tulp met zaaddoos

Maar wat gebeurt er na de bloei?

De meeste mensen hebben dan hun belangstelling verloren. Maar voor de plant zelf moet het belangrijkste nog komen.

Ten eerste moet de uitgebloeide bestoven bloem zich ontwikkelen tot zaad want daar is het allemaal om begonnen. Op de foto van een uitgebloeide tulp hierboven zie je mooi dat bovenop de bloemstengel de jonge groene zaaddoos zit die aan het rijpen is.

Dit proces kost veel energie dus in deze periode heeft de plant zijn bladeren hard nodig om het benodigde voedsel te leveren.

Het grappige kuifje bovenop de zaaddoos is gevormd uit de resten van de bloem.

 

Het tweede belangrijke klusje voor de plant is dat de bol weer gevuld moet worden met voedsel, zodat hij volgend seizoen opnieuw kan gaan bloeien.

Hoe meer voedsel, hoe groter en mooier de bloem.

Zodra de bol voldoende voedsel heeft, sterven de bladeren vanzelf af, meestal ongeveer een maand na de bloei. Je ziet het vanzelf aan de plant als hij klaar is.

Dan volgt de rustperiode tot het volgende voorjaar.

 

Dus als mensen je vragen: hoe zit dat met bollen, moet je gelijk na de bloei de bladeren eraf halen?

Dan weet je nu het antwoord.

Nee, laten zitten dat blad!

Want dat blad onttrekt geen kracht aan de plant, het geeft juist kracht. Tenminste, zo lang de plant water krijgt.

 

 
De ui is ook een bolgewas, dat weet iedereen die er wel eens eentje heeft klaargemaakt. Net als zijn broertjes, de knoflook, bieslook, daslook en kraailook, de inheemse bieslook.
 

Lekker die kraailook!

Met deze of een andere look en alle jonge wilde kruiden die nu volop in de natuur te vinden zijn, kan je heerlijke kruidenboter maken met dit onkruidenboterrecept.

Kruidenboter
Uienbol en -bloem

 

Dit is een uitje uit de Weesperzijdetuin met daarnaast de bloemknop die door een ander uienbolletje gevormd is.

Als je goed kijkt, zie je dat het niet één bloem is maar een heel hoofdje vol met bloempjes.

Als je meer wilt weten over de Weesperzijdetuin, bezoek dan onze website, of kom zelf eens kijken.

Vanmorgen hebben we feestelijk ons 5-jarig bestaan gevierd!

Hortus Lentelezingen

De afgelopen weken heb ik met veel plezier twee avond-rondleidingen voorbereid en gegeven in de Amsterdamse Hortus, in het kader van de jaarlijkse Lentelezingen.

De eerste ging over giftige planten. Welke verschillende gifstoffen planten zoal hebben en in welke hoeveelheden je hier schade van ondervindt. Immers, één van de bekendste citaten van de arts, alchemist en botanicus Paracelsus (1493-1541) luidt

“de dosis maakt of iets giftig is”.

Alles kan dus giftig zijn, als je er te veel van neemt.

Dat gegeven is ook van belang voor Eten uit de natuur. Nooit heel veel eten van één plant.

 

Dit geldt zelfs voor onze gewone groentes. Van spinazie, rabarber en peterselie moet je nooit te veel eten.

In een normale hoeveelheid is het gezond, maar in grote hoeveelheden krijg je te veel van een bepaalde stof binnen waardoor het je niet goed bekomt. Bij spinazie is dat oxaalzuur.

Zou je in de Hortus vanuit een nieuw perspectief willen kijken naar de planten?

In mei zijn nog twee bijzondere lezingen annex rondleidingen in de Hortus.

Je bent als stadsmens gelijk buiten in de natuur en leert over nieuwe inzichten van plantrenspecialisten.

Dit keer zijn het twee hele boeiende onderwerpen:

  1. communicatie door planten
  2. de werking van planten, hallucinogeen en helend

Weer naar buiten de lente in

Bellis perennis

 

Het is lente en we kunnen er weer op uit. Op een winderig dijkje op het eiland Tiengemeten stonden de madeliefjes volop in bloei. Die bloeien zodra het maar even kan, het hele jaar door.

Dijkje Tiengemeten
Bellis perennis

De botanische naam is Bellis perennis: ofwel alle jaren mooi. Net als de meeste kruiden kan hij prima tegen een paar graden vorst.

 

Als je goed kijkt, zie je dat het niet één bloem is die je hier boven ziet, maar een heleboel.

Het is een composiet, een zogenaamde samengesteldbloemige.

In ’t midden zie je de gelebuisbloempjes, elk met een stamper en vijf meeldraden.

De buitenste rij gele buisbloemen is al in bloei, de rest zijn nog knopjes.

 

Aan de rand zitten de witte straalbloemen, ook weer met ieder een stamper en vijf meeldraden.

Niet alleen mooi maar ook prima te eten, die madelief.

De bladeren zijn lekker als sla, de bloemen zijn heel smakelijk èn decoratief.

Van de bloemknoppen kun je kappertjes maken door ze op azijn te zetten.

 

Iep of olm

Hebben jullie gezien dat de iepenbomen weer vol hangen met lekkere groene snacks?

Vanmorgen bij mij aan de Weesperzijde zag ik deze met een vracht aan zaden.

Iep of Olm

In dit jaargetijden zie je ze overal in de stad weer hangen: de jonge groene zaden van de iep.

Straks verdrogen ze en worden het vederlichte zilverwitte vliesjes die als lentesneeuw door de straten stuiven.

Op de foto hierboven zie je het jonge zaad nog op de bloemresten zitten: het bruine puntje is de stamper.

De groene streep is de stuifmeelbuis waardoor de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel groeit. 


Erg lekker die jongste groenste zaden, net sla. Tot ze bruin beginnen te worden. 

Ook de heel jonge bladeren kun je in april nog eten, tot ze taai worden. Geniet ervan zo lang het kan.

 

Uit-tip

Voor liefhebbers van natuur én cultuur: het Gorcums Museum opent morgen de tentoonstelling Dromen van Bomen, met een verrassende combinatie van oude en nieuwe werken over de boom en het bos.

Herfstige winter

Geschubde inktzwammen


Vlak na mijn verjaardag zag ik voor mijn eigen huis deze twee geschubde inktzwammen staan, zomaar tussen de voorgevel en stoeptegels.

Een ongebruikelijke tijd en plaats voor de geschubde inktzwam want meestal vind je hem in de zomer en herfst in weilanden, bermen, parken en op akkers.

Voedselrijke, pas omgewerkte grond, daar voelt hij zich thuis.

Hier op de Weesperzijde klopt voedselrijk, met al die herfstblaadjes en honden.

Dat hij er zo laat in het jaar pas is, komt door de droogte in het najaar, gecombineerd met het zachte weer nu.

Eindelijk was het voor dit schimmelorganisme vochtig genoeg om eens vruchtlichamen te vormen.

Hoewel ze heel lekker zijn, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen ze te plukken, in stukjes te snijden en in een beetje boter te bakken. 

 

Zacht weer

De temperatuur is in de afgelopen dagen heel mild, echt van dat fijne zachte weer waar planten zo goed bij gedijen. Er is bijna weer genoeg regen gevallen en het heeft zelfs ook al gesneeuwd.

Dat bleek gisteren tijdens een prachtige wandeling in het Bennekomse bos, langs de Oosterengse beek en over landgoed Quadenoord.

Er stonden verrassend veel kruiden, die hier duidelijk van profiteerden en van het vele licht nu het blad van de boom is.

Zoals de  kleine veldkers  en de bosbes.

 

Kleine Veldkers

 

Kleine veldkersCardamine hirsuta

Overal waar licht en ruimte is, zie je de kleine veldkers.

Midden in het Bennekomse bos zag ik gisteren een aantal mooie verse en grote exemplaren staan.

Zand eraf vegen en je hebt een heerlijke snack. Voor goede herkenning zie ook de Flora van Nederland

 

BosbesVaccinium myrtillus

De bosbes kan iets bijzonders: als het winter wordt laat hij net als veel andere struiken en bomen is ons land zijn blaadjes vallen. Maar de takken zijn en blijven groen en bevatten bladgroenkorrels.

Daarmee kunnen ze op milde dagen en lichte plaatsen nog steeds fotosynthetiseren, dat wil zeggen hun eigen voedsel (glucose) maken.

De foto is gisteren gemaakt in het Bennekomse bos. Je ziet aan de voet van de groene bladloze takjes van de bosbes ook alweer bleekgroene jonge blaadjes uit de grond komen. 

 

Bosbes
Veldzuringpluk

Zelfs in de sneeuw vorige week, tijdens mijn laatste wildplukwandeling van het jaar, hebben we nog veldzuring, berenklauw, hondsdraf, look-zonder-look, weegbree, brandnetel en braamblad gevonden voor een rijke lunch. Zie foto.

De meeste planten kunnen heel goed tegen een paar graden vorst.

 

Mispel

Mijn seizoensvrucht is dit keer de niet heel bekende mispel, met voor de avontuurlijk kokers een feestelijk winterrecept van mispelpuree waar je gemakkelijk op kunt variëren.

Mispelpuree

Mispel, Mespilus germanica

De naam is wel bekend maar de smaak niet. Jammer, want hij is echt lekker kruidig.

De smaak lijkt wel op peer, niet zo vreemd want hij hoort net als de peer en appel tot de rozenfamilie.  Mispel is wel wat bewerkelijk om klaar te maken maar de moeite waard.

De Romeinen verbouwden de plant want de vruchten zijn lekker en rijk aan vitamine C.Het is een archeofyt, een plant die lang geleden door de mens verplaatst is. De mispel werd uit Azië naar Griekenland gebracht en verder Europa in, dit gebeurde al in de 7e eeuw voor onze jaartelling.

De naam Mespilus komt van de Griekse woorden mesos en spilos, wat midden en steenmassa betekent. De pitten ofwel stenen zijn inderdaad heel hard en het vruchtvlees bevindt zich er omheen.

De tweede naam germanica is gegeven omdat men vroeger dacht dat de mispel een Duitse inheemse plant was.

Je vindt hem in bos, park, langs bosranden en wegen. In mei herken je de boom makkelijker door de grote witte bloemen, anders is ie moeilijk te vinden. Je oogst de mispels na de vorst als ze zacht beginnen te worden.  

Mispel

Deze mispel-foto is door Lisette op 9 november gemaakt. Zij heeft een mispelboom in haar tuin en haar oogst deelt ze altijd met mij, erg fijn!


Wil je de mispel nog beter leren kennen? 


Kijk degelijk filmpje van de
Flora van Nederland.

De uitdrukking is: zo rot als een mispel. Echt rot moet ie niet worden, maar wel zacht. Boswachter Hanne vertelt hierover in haar deskundige vlog

Leestips

Nu de natuur langzaam in rust gaat is het een goede gelegenheid om via boeken de natuur beter te leren kennen en begrijpen. Al die heerlijke boeken over planten, natuur in de stad, bijen en de zintuigen van planten. Zo kan ik in het nieuwe jaar nog beter kijken naar de natuur en ervan genieten.

Mijn 3 leestips voor deze winter: zijn:


Darwin in de stad

Menno Schilthuizen

Evolutie in de stad, de aanpassing van planten en dieren aan de stedelijke omgeving gaat snel.

Bekend is de koolmees die hoger gaat zingen, maar er zijn veel meer voorbeelden van succesvolle aanpassing aan de urbanisatie.

Verrassend en positief boek.

 

 

 

Plantenrevolutie      
Stefano Mancuso

Hoe planten onze toekomst bepalen.

De overlevings-strategieën van planten zijn oud, beproefd en bijzonder effectief en efficiënt.

Ze zijn dermate geniaal dat ze toegepast worden als inspiratiebron in de techniek en voorbeeld voor de robotisering van onze samenleving.


Handboek voor de bijenfans
         

Gerard Sonnemans en Jasper de Ruiter

Toegankelijk en informatief boek dat je meeneemt naar de bijzondere wereld van de bijen.

Mooie afbeeldingen. Iedere paragraaf kan los gelezen worden.

Bij iedere bladzijde groeit je affiniteit met en bewondering voor deze kleine maar belangrijke diertjes.

Voor alle leeftijden.

Vroege herfst – kleine lente

De hopfiets     

Je ziet ze vaak in de stad: die Hop-on-Hop-off-bussen die toeristen vervoeren van het ene naar andere highlight.

Hopfiets

Anderhalve week geleden wandelde ik door groene delen van de stad, op zoek naar harig knopkruid (zie onder). Tot mijn grote plezier zag ik hier de groene en duurzame versie van de Hop-bus, namelijk de Hop-fiets.

Heel letterlijk, want de plant die zich hier op de foto zo enthousiast naar boven slingert, is de hop. Grappig om te zien dat hij de fiets verkiest boven het hek om in naar boven te klimmen.

Wat deze voorkeur veroorzaakt, dat blijft raden: zijn het de dunne spaken, de grotere hoeveelheid licht of iets anders? Wie het weet mag het zeggen.

Een smakelijke plant, die hop! Behalve de bekende toepassing van de vruchten, de zogenaamde hopbellen in bier, kan je de jonge scheuten ook prima eten. In het voorjaar oogsten, in stukjes snijden en dan even koken. Heerlijk in soep, pasta of omelet.

Winter - korte lente - hete en droge zomer - herfst - lente -  herfst

Het is zo boeiend om te zien hoe de ongebruikelijk weersomstandigheden dit jaar zichtbaar worden in de natuur, de planten gedragen zich ook heel ongebruikelijk.

Eerst hadden we een hete en droge zomer (in de vorige nieuwbrief schreef ik al over een vroege herfst, die midden juli begon), bomen gedroegen zich als in de herfst.

Daarna viel er in augustus aardig wat regen en dat resulteerde in een lenteachtige groei-explosie bij kruiden en gras, ineens waren we weer terug in een kleine lente.

Zij waren tijdens de droogte alvast in de overwinteringsmodus gegaan door de bovengrondse delen te laten afsterven en door de regen konden ze weer helemaal overnieuw beginnen.

Zo was er ineens weer hondsdraf en look zonder look, waar ik eerder tevergeefs naar zocht.

Kort door de bocht hadden we dit jaar dus achtereenvolgens:

winter – korte lente – hete en droge zomer – herfst – lente –  herfst.

 

 

Potjeskast

Hou je ook zo van de herfst, van de aanloop naar de winterse stilte, met zijn geuren van verval en zijn rijke palet aan kleur?

Je kan er lekker op uit gaan en je wintervoorraden aanvullen.

Zelf heb ik een paar weken geleden eindelijk mijn ‘potjeskast’ gebouwd.

Hierin staat inmiddels mijn grote verzameling van uiteenlopende geleis, jams en chutneys van inheemse planten in alfabetische volgorde staan.

Heerlijk zo’n overzichtelijke en gevulde kast.

 

Potjeskast

Een aanrader voor als je de komende maanden nog geen andere plannen hebt en liefde hebt voor het kokkerellen en inmaken.

 

Harig Knopkruid 

Overal in de stad zie je het. Galinsoga quadriradiata, een pionier uit Midden- en Zuid-Amerika die in de 19e eeuw naar Europa is gekomen, en inmiddels helemaal is ingeburgerd.

Piepkleine bloempjes van hooguit 5 mm, bestaande uit 5 witte lintbloemen rond een twintigtal gele buisbloemen.

Wil je hem beter leren herkennen? Kijk dan eens naar het filmpje op de Flora van Nederland.

Een subtiele delicatesse! Ook proeven?
Maak dan een harig-knopkruid-omelet  recept harig-knopkruid-omelet

Harig Knopkruid
Harig Knopkruid

Twee broertjes

Naast het harig knopkruid kwam ook het kaal knopkruid naar Europa.

Maar de kale, Galinsoga parviflora, is langzaamaan aan het verdwijnen. In de stad vind je daarom meestal de harige versie. 

Beide zijn even smakelijk en eetbaar.

Zie ook de site van Stadsplanten, up-to-date, informatief en leerzaam.

Tot slot nog een recept voor kweeperengelei

Kweeperengelei

Warme zomer-vroege herfst

Linde


De herfst is dit jaar erg vroeg. Als je naar de bomen kijkt, zijn veel bladeren al bruin en vallen af. Zoals ook de lindes in ’s-Graveland op de foto.

Doordat de huidmondjes in de bladeren overdag openstaan om koolzuurgas (wat nodig is voor de fotosynthese) op te nemen, ontsnapt er water.

Bij droogte vormt dat een risico voor uitdroging van de plant. Daarom laat de boom het blad bij deze extreme droogte simpelweg afvallen om te overleven.

De boom gaat eerder de herfst in.

Appels en ander fruit begint al te verkleuren of zelfs voortijdig af te vallen.

De bessen van de lijsterbes zijn al rijp; die van meidoorn en vlierbes bijna.

Dit zijn allemaal zeer nuttige aanpassingen waarmee de boom de hitte en droogte waarschijnlijk wel zal overleven.

De voorplanting via de vruchten en de voedselproductie via de bladeren kunnen best even wachten: overleven staat voorop. Dat komt volgend jaar wel weer, een boom heeft geen haast.  

 

 

Gras en kruiden proberen er ook het beste van te maken.

Bovengrondse delen sterven af, de planten proberen als wortels, bollen of knollen te overleven.

Als het dan straks eindelijk gaat regenen, zullen ze pijlsnel weer groene sprieten vormen.

Mocht een plant het toch niet redden, dan is overleven als zaad ook een beproefde methode om deze zware tijden door te komen.

Er zit ook een andere kant aan. De druiven bij mijn balkonnetje zijn al prachtig blauw. Ze zijn veel sneller gerijpt dan hun soortgenoten in Italië. Zie foto hieronder.

Druiven in Nederland. 2018 Wordt een topjaar voor de Nederlandse wijnboeren. De Vitis vinifera ofwel wijnstok staat in de Heukels’ flora van Nederland. Die zegt: ‘In cultuur om de vruchten, soms verwilderd en lang standhoudend. Afkomstig uit de landen rond de Zwarte Zee.’

Druiven
Bramen

De planten die het geluk hebben in moerassige gebieden te staan, gedijen goed bij het warme zonnige weer.

Gisteren was ik in het Diemerbos voor de bramen- en rozebotteloogst en daar is geen schade door de droogte, alles oogt fris en groen.

Door de intense zonnestralen en hoge temperaturen zijn de bramen groot en zoet.

Recept voor braam

Recept voor rozebottel.

Bottels van de Rimpelroos

Zonnecollectoren in het bos

Jong beukenblad


De piepjonge bladeren van de beuk zijn nét uitgekomen, ze zijn nog een beetje doorzichtig en bleekgroen van kleur.

Heel mooi te zien op de foto is de gewimperde bladrand, uniek voor de beuk. Hoe helpt hem dat?

Ik denk dat het helpt het regenwater snel af te voeren richting de punt, zodat bij regen het blad niet te zwaar wordt.
De zogenaamde driptip.

Bovenaan de bladsteel zie je de knopschubben nog zitten, de bruine vliesjes die de bladknop in de winter beschermen tegen weersinvloeden. Daar zat het hele blaadje dus in opgevouwen, echt origamikunst.

Het middelste blad is nog niet helemaal ontvouwen en nog niet op volle grootte.

Daar is het proces van celstrekking nog gaande. Pas als de cellen hun definitieve formaat hebben gekregen worden er stevige celwanden rond de cel gemaakt.

Tot die tijd kun je ze eten. Net zoals andere jonge bladeren die net uit zijn: de hartvormige bladeren van de linde, de bladeren van de meidoorn, de iep, de berk en de zuurbes.

Allemaal lekker dat jonge blad, fris als sla en niet taai. Je merkt het dus vanzelf als je te laat bent, dan blijf je maar kauwen.

 

Een paar blaadjes kan een boom best missen, maar niet alles. Want de bladeren maken glucose, het basisvoedsel voor de plant.

Dat proces heet fotosynthese, letterlijk: iets (voedsel) maken met behulp van licht. De bladgroenkorrels in de plantenbladeren zijn de oudste zonnecollectoren die we hebben op aarde.

De eerste fotosynthese op aarde vond ongeveer 4 miljard geleden plaats. Als je kijkt naar gegevens van de opbrengst van zonnecollectoren (met dank aan Lisette en Emile), dan zie je dat in de maand juni er ongeveer 10 x zoveel zonlicht is als in december en januari.

Dus in de zomer heeft een boom echt iets aan zijn bladeren! Op de foto zie je heel mooi dat de bladeren elkaar niet overlappen zodat ze maximaal zonlicht vangen
.

paardenbloemjam

 

En tot slot nog een nieuw recept van paardenbloemjam!